De Drie-eenheid in de Bijbel

De Drie-eenheid: omstreden, maar essentieel

De drie-eenheid vormt de kern van het christelijk geloof, maar is tegelijkertijd een onderwerp van voortdurende discussie. Bestaat de drie-eenheid daadwerkelijk, en in hoeverre laat de Bijbel dit zien? Terwijl sommige theologen en critici vraagtekens plaatsen bij deze leer, wijzen anderen op diverse Schriftgedeelten die de drie-eenheid ondersteunen. In dit artikel richten we ons op Daniël 7 – een Bijbelhoofdstuk dat relatief weinig wordt genoemd in dit verband. Toch openbaart dit visioen een diepgaande en krachtige getuigenis van de drie-enige God, die in Zijn wezen zowel eenheid als verscheidenheid omvat.

1. Inleiding op het visioen

In Daniël 7 wordt een indrukwekkend visioen beschreven dat zich afspeelt in de eindtijd – vlak voor de wederkomst van Christus en het laatste oordeel. Hoewel dit hoofdstuk op het eerste gezicht vreemd en symbolisch lijkt, bevat het diepgaande theologische inzichten. In het bijzonder werpt het licht op de verborgen aanwezigheid van de drie-eenheid in het Oude Testament. Daniël schrijft zijn droom nauwgezet op: eerst beschrijft hij het tafereel in grote lijnen, vervolgens werkt hij het in detail uit.

2. Het visioen: vier winden en de grote zee

(Daniël 7:1–8, Statenvertaling)

“In het eerste jaar van Belsazar, den koning van Babel, zag Daniël een droom, en gezichten zijns hoofds, op zijn leger; toen schreef hij dien droom, en hij zeide de hoofdsom der zaken.”
(Daniël 7:1)

Het zevende hoofdstuk van Daniël opent met een opmerkelijk visioen dat hij ontvangt tijdens het bewind van koning Belsazar. Daniël ziet dit in een droom terwijl hij op zijn bed ligt. Wat hij ziet, maakt zoveel indruk op Daniël dat hij besluit het op te schrijven.

“Daniël antwoordde en zeide: Ik zag in mijn gezicht bij nacht, en ziet, de vier winden des hemels braken voort op de grote zee. En er klommen vier grote dieren op uit de zee, het ene van het andere verscheiden.”
(Daniël 7:2–3)

Het visioen begint met een indrukwekkend tafereel: vier hemelse winden die voortstormen over de grote zee. In de Bijbelse beeldtaal verwijst de zee vaak naar chaos of onrust. Wellicht refereren de winden naar machten of rijken. Vers 17 bevestigt dat de 4 dieren inderdaad 4 koninkrijk representeren.

Uit die woelige zee rijzen vier grote dieren op, elk verschillend van het andere. Het feit dat zij “verscheiden” zijn onderstreept dat Daniël niet spreekt over enkel variaties maar over significante verschillen.

Wat volgt is een beschrijving van elk dier:

“Het eerste was als een leeuw, en het had arendsvleugelen; ik zag toe, totdat zijn vleugelen uitgeplukt waren, en het werd van de aarde opgeheven, en op de voeten gesteld, als een mens, en aan hetzelve werd eens mensen hart gegeven.”
(Daniël 7:4)

Dit eerste dier — een gevleugelde leeuw — roept een beeld op van een sterke, grote macht. Velen zien hierin een verwijzing naar het Babylonische rijk. Het Babylonische rijk stond immers symbool om haar majesteit en macht. Maar dan komt er een onverwachte wenteling: het dier verliest zijn vleugels, wordt rechtop gezet en krijgt een mensenhart. Het machtige dier verliest plotseling zijn majesteit en macht en blijkt uiteindelijk niets voor te stellen.

“Daarna, ziet, het andere dier, het tweede, was gelijk een beer, en stelde zich aan de ene zijde, en het had drie ribben in zijn muil tussen zijn tanden; en men zeide aldus tot hetzelve: Sta op, eet veel vlees.”
(Daniël 7:5)

Het tweede dier, een beer, staat scheef en draagt drie ribben in zijn bek — mogelijk verwijzend naar drie veroverde gebieden. Dit dier wordt aangespoord om te verslinden, wat het brute, veroverende karakter van dit dier benadrukt. Veel uitleggers zien hierin een aanduiding van het Medo-Perzische rijk, dat inderdaad bekend stond om zijn agressie en veroveringsdrang.

“Daarna zag ik, en ziet, er was een ander dier, gelijk een luipaard, en het had vier vleugels eens vogels op zijn rug; ook had hetzelve dier vier hoofden, en aan hetzelve werd de heerschappij gegeven.”
(Daniël 7:6)

Het derde dier, wat lijkt op een gevleugeld luipaard en vier hoofden heeft, staat voor wereldwijde macht. Hem werd de heerschappij gegeven. De combinatie van vleugels en 4 hoofden staat symbool voor snelheid maar ook verdeeldheid. Dit wordt vaak geïnterpreteerd als het Griekse rijk van Alexander de Grote, die zijn rijk snel uitbreidde en wiens rijk na zijn dood werd opgedeeld onder vier generaals.

“Daarna zag ik in de nachtgezichten, en ziet, het vierde dier was schrikkelijk en gruwelijk, en zeer sterk; en het had grote ijzeren tanden, het at, en verbrijzelde, en vertrad het overige met zijn voeten; en het was verscheiden van al de dieren, die voor hetzelve geweest waren; en het had tien hoornen.”
(Daniël 7:7)

Het vierde dier wijkt het sterkst af van de eerdere drie. Daniël beschrijft het als een angstaanjagend, gruwelijk, buitengewoon sterk dier. Met ijzeren tanden verslindt en verplettert het alles, en vertrapt het alles wat overblijft. Zijn anders-zijn (weer dat woord verscheiden) en zijn vernietigende kracht maken het tot een symbool van een brute, demonische macht. Het bezit tien hoornen — een beeld dat vaak staat voor machtige koningen of heersers.

“Ik nam acht op de hoornen, en ziet, een andere kleine hoorn kwam op tussen dezelve, en drie uit de vorige hoornen werden uitgerukt voor denzelven; en ziet, in dienzelven hoorn waren ogen als mensenogen, en een mond, grote dingen sprekende.”
(Daniël 7:8)

Tussen de tien hoornen verschijnt een nieuwe, kleine hoorn. Deze krijgt menselijke eigenschappen: ogen en een mond. Maar uit die mond komen hoogmoedige woorden — dit geeft ons al een beeld van dit dier wat later uitvoerig zal worden behandeld door Daniël.

3. De ‘Oude van dagen’ en de Mensenzoon (vers 9–14)

Vanaf vers 9 verandert het perspectief van het visioen. De blik richt zich nu op de hemel, waar een hemelse rechtszaal wordt geopend.

“Dit zag ik, totdat er tronen gezet werden, en de Oude van dagen Zich zette…”
(Daniël 7:9)

De “Oude van dagen” verschijnt als de hoogste Rechter en bestuurder van hemel en aarde. Hij wordt omschreven met beelden van majesteit en zuiverheid: Zijn kleed is wit als sneeuw, Zijn haar als zuivere wol, Zijn troon een vuurvlam. Hem dienen duizenden maal duizenden; het gericht zet zich, en de boeken worden geopend. Dit alles wijst duidelijk op God de Vader — soeverein, heilig en rechtvaardig.

Het vierde dier met de hoogmoedige kleine hoorn blijft nog even in beeld. Het schept op, spreekt grote woorden, maar dan wordt het geoordeeld en vernietigd. Ook de andere dieren verliezen hun heerschappij, al blijft hun leven nog even verlengd. De machten van deze wereld, hoe angstaanjagend ook, worden uiteindelijk onderworpen. Het toneel is nu klaar voor een tweede, verrassende verschijning:

“En zie, er kwam Eén met de wolken des hemels, als eens mensen Zoon, en Hij kwam tot den Oude van dagen, en zij deden Hem voor denzelven naderen…”
(Daniël 7:13)

De komst van deze figuur “met de wolken des hemels” is buitengewoon opmerkelijk. In de Bijbel zijn wolken vaak verbonden aan Gods tegenwoordigheid — denk aan de wolk bij de uittocht uit Egypte of op de Sinaï. Dat deze figuur op de wolken komt, wijst op een hemelse afkomst. Tegelijk wordt Hij genoemd “als eens mensen Zoon” — letterlijk: “als een mensenkind”.

De uitdrukking “als een mensen Zoon” duidt in het Hebreeuws doorgaans op een menselijk wezen. Maar hier ligt de nadruk op het woordje “als” — alsof Daniël aarzelt: deze figuur lijkt op een mens, maar is méér dan dat. Hij nadert de troon van de Oude van dagen — iets wat gewone mensen niet kunnen. In het Oude Testament is naderen tot Gods troon enkel mogelijk voor wie van goddelijke aard is. En toch wordt deze Mensenzoon niet geweerd, maar juist eerbiedig vóórgeleid.

Dan volgt een verrassende openbaring:

“En Hem werd gegeven heerschappij en eer en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natiën en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.”
(Daniël 7:14)

De Mensenzoon ontvangt heerschappij, eer en het eeuwige koningschap. Niet als een tijdelijke, aardse heerser, maar als een goddelijk Koning. Hem wordt aanbidding gebracht — van alle volken, talen en naties. Zijn heerschappij is niet alleen wereldwijd, maar ook eeuwigdurend. Hier wordt de eeuwigheid en onaantastbaarheid van Zijn koningschap onderstreept.

Deze beschrijving gaat verder dan een engel of profeet. Daniël beschrijft een goddelijke Persoon die de eer ontvangt die uitsluitend aan God toekomt — en toch is Hij onderscheiden van de Vader. Een verborgen blik op de drie-eenheid, diep verscholen in het Oude Testament.

4. Het verband tussen Daniël 7 en Markus 14:61

(Markus 14:60–62)

Dit visioen uit Daniël 7 laat ons iets zien van de hemelse werkelijkheid waarin meer dan één goddelijk wezen actief is. De “Oude van dagen” en “Mensenzoon” zijn beiden bekleed met majesteit, gezag en eer — maar zij zijn onderscheiden van elkaar. Dit wijst op een meervoud binnen de ene God. Hierin zien we de kern van de drie-eenheid.

Deze Zoon des mensen zien we opnieuw in het Nieuwe Testament. In Markus 14, wanneer Jezus voor de hogepriester staat. De joden probeerden iets te vinden om Hem te oordelen, maar Jezus antwoordde niet op hun beschuldigingen. Tenminste, totdat Hem een directe vraag gesteld wordt:

“En de hogepriester, in het midden opstaande, vraagde Jezus, zeggende: Antwoordt Gij niets? Wat getuigen dezen tegen U? Maar Hij zweeg stil, en antwoordde niets. Wederom vraagde Hem de hogepriester, en zeide tot Hem: Zijt Gij de Christus, de Zoon des gezegenden Gods?”
(Markus 14:60–61)

De vraag is scherp en zwaar geladen: bent U de Christus, de Zoon van de Gezegende? Met andere woorden: claimt U werkelijk de door God beloofde Messias te zijn, en zelfs Zijn Zoon?

Dan volgt Jezus’ antwoord — eenvoudig, maar toch met een ongekende diepte:

“En Jezus zeide: Ik ben het. En gijlieden zult den Zoon des mensen zien zitten ter rechterhand der kracht Gods, en komen met de wolken des hemels.”
(Markus 14:62)

Met deze woorden onthult Jezus Zichzelf als de Mensenzoon in Daniël 7. Hij spreekt niet alleen over Zichzelf als profeet, maar als Degene die aan de rechterhand van de macht Gods zal zitten en die komen zal op de wolken van de hemel.

Elke Joodse toehoorder, vooral een hogepriester, zou deze verwijzing direct hebben herkend. Jezus zegt hier in feite: Ik ben die Mensenzoon uit Daniël. Ik ben Degene die zal verschijnen naast de Oude van dagen, met hemelse macht en heerlijkheid.

Hiermee claimt Jezus dat hij God is. Hij plaatst Zichzelf op de troon naast God. In de reactie van de hogepriester zien wij wat deze woorden teweeg brachten: hij scheurt zijn kleed en beschuldigt Jezus van godslastering.

Wat Jezus hier doet, is het Oude Testament bevestigen en vervullen. Hij is niet zomaar een mens, maar “als eens mensen Zoon”: waarachtig mens en waarachtig God. Hij deelt in de heerlijkheid van de Vader, ontvangt aanbidding van alle volken, en zal terugkomen in macht — precies zoals Daniël het had gezien. Dat bevestigt Mattheüs ook in zijn evangelie:

Terwijl hij nog sprak, zie, een luchtige wolk heeft hen overschaduwd; en zie, een stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, in Denwelken Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem. (Mattheüs 17:5)

In Mattheüs 17 spreekt de Vader heel direct: “Deze is Mijn geliefde Zoon”. Hij bevestigt hier de vader-zoon relatie in de drie-eenheid. Er is hier geen sprake van verscheidene goden maar een intieme relatie. Dit wordt verder ondersteund door Paulus in Kolossenzen:

“Dankende den Vader, Die ons bekwaam gemaakt heeft om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht;
Die ons getrokken heeft uit de macht der duisternis, en overgezet heeft in het Koninkrijk van den Zoon Zijner liefde
In Denwelken wij de verlossing hebben door Zijn bloed, namelijk de vergeving der zonden;” (Kolossenzen 1:12-14)


In kolossenzen dankt Paulus de Vader voor de betoonde genade door Zijn Zoon. Dat bevestigt de posities en functies binnen de drie-eenheid.

Deze samenhang tussen Daniël 7 en Markus 14 ondersteunt de leer van de drie-eenheid krachtig: de Vader (de Oude van dagen) en de Zoon (de Mensenzoon, Jezus) zijn beide goddelijke Personen met verschillende taken, maar volmaakt verenigd in heerlijkheid, heerschappij en wezen.

De betrouwbaarheid van Gods Woord

Inleiding

De betrouwbaarheid van de Bijbel is een veelbesproken onderwerp, zowel in theologische als historische discussies. Sommigen betwijfelen of de tekst door de eeuwen heen ongewijzigd is gebleven, terwijl anderen wijzen op sterk bewijs voor de authenticiteit ervan.

Zo zijn er duizenden manuscripten van zowel het Oude als het Nieuwe Testament die een opmerkelijke tekstuele consistentie laten zien. De ontdekking van de Dode Zeerollen bevestigt de nauwkeurigheid van het Oude Testament over een periode van meer dan duizend jaar. Voor het Nieuwe Testament zijn er duizenden Griekse en vroeg-vertaalde manuscripten, waarvan sommige teruggaan tot de tweede eeuw, waardoor de oorspronkelijke tekst met grote precisie kan worden gereconstrueerd.

Daarnaast is de verspreiding van de Bijbel wereldwijd een factor die tekstuele corruptie moeilijk zou hebben gemaakt. Theologisch geloven christenen dat God zelf Zijn Woord bewaart, zoals benadrukt in passages als Jesaja 40:8 en Matteüs 24:35.

In dit artikel onderzoeken we de betrouwbaarheid van de Bijbel aan de hand van historische, tekstkritische en theologische argumenten. Dit doen we in zes delen: vijf algemene en één specifiek gericht op de islamitische visie.

Enorme hoeveelheden consistente manuscripten


Een van de sterkste aanwijzingen voor de betrouwbaarheid van de Bijbel is de enorme hoeveelheid handschriftelijk bewijs(manuscripten). Zowel van het Oude als het Nieuwe Testament zijn duizenden manuscripten bewaard gebleven, waardoor we een nauwkeurig beeld hebben van de oorspronkelijke tekst.

Voor het Oude Testament is de ontdekking van de Dode Zeerollen in de 20e eeuw een belangrijke doorbraak geweest. Deze manuscripten, die dateren van circa 150 voor Christus tot 70 na Christus, bevatten grote delen van het Oude Testament en tonen een opmerkelijke overeenstemming met de Masoretische tekst, die uit 900 na Christus stamt. Dit betekent dat de tekst van het Oude Testament gedurende meer dan duizend jaar vrijwel onveranderd is gebleven, wat wijst op een zorgvuldige en nauwkeurige overlevering.

Voor het Nieuwe Testament is het tekstuele bewijs zelfs nog omvangrijker. Er zijn meer dan 5800 manuscripten in het Grieks, de oorspronkelijke taal waarin het Nieuwe Testament werd geschreven. Daarnaast zijn er ongeveer 10.000 Latijnse manuscripten en 9300 andere vroege vertalingen, zoals in Syrisch, Koptisch en Armeens. Sommige fragmenten van het Nieuwe Testament dateren al uit de tweede eeuw na Christus, slechts enkele decennia na de oorspronkelijke geschriften. De grote hoeveelheid manuscripten en hun onderlinge overeenkomsten stellen ons in staat om de oorspronkelijke tekst met een zeer hoge nauwkeurigheid te reconstrueren.

De consistentie tussen deze manuscripten over een periode van honderden tot duizenden jaren is een krachtig bewijs dat de Bijbel niet ingrijpend is veranderd. Dit maakt de Bijbel uniek in vergelijking met andere oude boeken, waarvan vaak slechts enkele kopieën bewaard zijn gebleven. De oudste manuscripten en huidige manuscripten zijn 95% identiek. De overige 5% bestaat uit verschillen in de zinsopbouw en spelling. Wonderlijk, nietwaar?

De consistentie van eerdere vertalingen


Er zijn veel vroege vertalingen van de Bijbel, waarvan sommige dateren uit de tweede eeuw na Christus. Dit betekent dat de Bijbel al vroeg werd verspreid in verschillende talen, waaronder Latijn, Syrisch, Koptisch, Armeens en Gotisch. Ondanks deze diversiteit in taal en verspreiding over verschillende regio’s, blijven deze vertalingen opmerkelijk consistent met de oudste bekende Griekse en Hebreeuwse manuscripten.

Wat deze vroege vertalingen extra belangrijk maakt, is dat ze in totaal duizenden kilometers van elkaar zijn overgeleverd, zonder dat er bewijs is van significante tekstuele corruptie. Als er in een bepaalde regio wijzigingen in de tekst zouden zijn aangebracht, zou dit opvallen in manuscripten uit andere delen van de wereld. De afwezigheid van grote afwijkingen toont aan dat de kernboodschap van de Bijbel door de eeuwen heen bewaard is gebleven.

Citaten van kerkvaders

Bovendien is er een extra controlemechanisme in de vorm van kerkelijke geschriften en citaten van vroege kerkvaders. Vroege christelijke auteurs, zoals Irenaeus (ca. 130-202 n.Chr.), Clemens van Alexandrië (ca. 150-215 n.Chr.) en Origenes (ca. 185-253 n.Chr, bijvoorbeeld zijn “Commentaria in Evangelium Matteum”), citeerden grote delen van de Bijbel in hun brieven, preken en theologische werken. Alleen al op basis van hun geschriften kan bijna het hele Nieuwe Testament worden gereconstrueerd. Dit biedt een extra laag van bevestiging dat de Bijbel door de eeuwen heen consistent is overgeleverd.

Als er corruptie had plaatsgevonden, zouden we aanzienlijke verschillen verwachten tussen deze vroege vertalingen en citaten. Echter zijn deze verschillen zijn minimaal en betreffen die voornamelijk kleine grammaticale- of spellingsverschillen, die de betekenis van de tekst niet veranderen. Dit wijst erop dat de Bijbel betrouwbaar is overgeleverd, ondanks de verspreiding over verschillende culturen en talen.

Wereldwijde verspreiding

De wereldwijde verspreiding van de Bijbel heeft aanzienlijk bijgedragen aan de bewaring van de tekstuele integriteit. Door de eeuwen heen zijn de Bijbelse geschriften in talloze talen vertaald, wat een belangrijk mechanisme was om de oorspronkelijke teksten te behouden.​

De aanwezigheid van de Bijbel in verschillende regio’s en talen creëerde enorm veel tekstuele kopieën van de Bijbel, wat fungeerde als bewaking van de tekst. Wanneer een gemeenschap een afwijkende versie van de tekst zou introduceren, zou dit onmiddellijk opvallen bij vergelijking met andere versies. Deze interconnectiviteit maakte het moeilijk om ongezien wijzigingen aan te brengen, wat bijdroeg aan de stabiliteit en consistentie van de tekst.​

Ook werden in de vroege kerk werden geschriften zorgvuldig beoordeeld op hun authenticiteit en overeenstemming met de gevestigde leer. Dit leidde tot canonvorming(Grieks: richtsnoer, maatstaf), waarbij bepaalde boeken als gezaghebbend werden erkend en andere werden afgewezen. Dit minimaliseerde de mogelijkheid van tekstuele corruptie.

De preservatie theologie

Interessant genoeg spreekt de Bijbel zelf over de bewaring van Gods Woord. Binnen de christelijke theologie wordt aangenomen dat God Zijn Woord door de eeuwen heen heeft bewaard, en dit wordt ondersteund door meerdere Bijbelteksten.

Een eerste voorbeeld vinden we in Jesaja 40:8:
“Het gras verdort, de bloem verwelkt, maar het woord van onze God blijft eeuwig staan.”
Hiermee maakt Jesaja duidelijk dat alles in deze wereld vergankelijk is, maar Gods Woord onveranderlijk en eeuwig blijft bestaan.

Ook in Matteüs 24:35 lezen we een krachtige bevestiging van dit principe:
“Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen nooit voorbijgaan.”
Deze uitspraak van Jezus komt voor in een hoofdstuk waarin Hij spreekt over het einde der tijden. Hij waarschuwt voor valse profeten en misleiding:

  • Matteüs 24:11: “En vele valse profeten zullen opstaan en zullen er velen verleiden.”
  • Matteüs 24:24: “Want er zullen valse christussen en valse profeten opstaan en zij zullen grote tekenen en wonderen doen, zodat zij – indien het mogelijk ware – ook de uitverkorenen zouden verleiden.”

Jezus’ waarschuwing voor misleiding, gecombineerd met Zijn belofte dat Zijn Woorden nooit zullen vergaan, vormt een krachtige bevestiging dat God Zijn Woord voor altijd zal bewaren.

De erkenning van de Bijbel in de Koran

Een opvallend en vaak vergeten aspect in de discussie over de betrouwbaarheid van de Bijbel is dat de Koran zelf de goddelijke oorsprong ervan erkent. Dit is een belangrijk punt, omdat het impliceert dat de Bijbel in de tijd van Mohammed werd beschouwd als een betrouwbare en gezaghebbende tekst.

Een cruciale passage hierover is te vinden in Soera 10:94, waar staat:

“Als jullie twijfelen over wat Wij aan jullie hebben geopenbaard, vraag het dan aan degenen die vóór jullie de Schrift hebben gelezen.”

Deze tekst richt zich tot degenen die twijfels hebben over de openbaring aan Mohammed en verwijst hen naar de eerdere geschriften – de Thora en het Evangelie – als bron van waarheid. Dit suggereert dat de Bijbel in Mohammeds tijd werd gezien als een betrouwbare tekst waar geen corruptie in opgetreden was.

Als de Bijbel tegen die tijd al grondig veranderd of corrupt zou zijn geweest, zou deze verwijzing in de Koran niet logisch zijn. Het zou immers vreemd zijn om twijfelaars door te verwijzen naar een tekst die onbetrouwbaar was geworden. Dit vers ondersteunt daarom het idee dat de Bijbel in de zevende eeuw, toen de islam ontstond, als authentiek werd beschouwd.

Deze erkenning is een belangrijk argument in de discussie over de betrouwbaarheid van de Bijbel, vooral in dialoog met islamitische critici. Het roept de vraag op: als de Bijbel destijds als betrouwbaar werd beschouwd, wanneer en hoe zou deze dan plotseling veranderd zijn? En als men stelt dat corruptie later plaatsvond, is er dan concreet bewijs van zulke ingrijpende veranderingen?

Deze vragen zijn essentieel bij het onderzoeken van de tekstuele consistentie en betrouwbaarheid van de Bijbel, niet alleen vanuit een christelijk perspectief, maar ook binnen het islamitische kader.

Conclusie

In dit artikel hebben we de betrouwbaarheid van de Bijbel onderzocht en daar 6 argumenten voor aangedragen. Hiermee kan een stevige casus opgebouwd worden wat een belangrijk punt vormt in dialogen met atheïsten, agnosten, islamitische critici en theologie die de betrouwbaarheid van de Bijbel ontkennen. De Bijbel is het fundament van het christelijk geloof en daarom is het belangrijk apologetisch sterk te zijn als christen.

De Kracht van Vergeving: Lessen uit Matteüs 18

Vergeving is een essentieel onderdeel van het christelijke geloof. In Matteüs 18 spreekt Jezus over het belang van vergeving en daar kunnen wij een wijze les uit trekken voor ons dagelijks leven.

In dit artikel zullen we dieper ingaan op Matteüs 18:21-35, waar Jezus de gelijkenis vertelt van de onbarmhartige dienaar. Deze gelijkenis belicht het thema van vergeving en de gevolgen van het vasthouden aan wrok.

De vraag van Petrus.
De gelijkenis van de onbarmhartige dienaar.
Praktische toepassingen.

1 – De vraag van Petrus:

Petrus vroeg Jezus hoe vaak hij zijn naasten moest vergeven. Dat is een begrijpelijk iets voor ons. Vanaf ons perspectief gezien is het na een aantal keer wel klaar geweest. Maar de HEERE Jezus vertelt ons hier het tegenovergestelde. Hij antwoord tegen Petrus dat hij hen 70 maal 7(het getal van eeuwigheid) moet vergeven, dus altijd. Petrus(en wij mensen in het algemeen) had daar waarschijnlijk moeite mee. Stel je voor dat iemand je iets aandoet en je hem vervolgens moet vergeven? Dat zou voor ons al moeilijk zijn als het al niet onmogelijk is – maar bij God is alles mogelijk!

God wil ons altijd vergeven, wat we ook gedaan hebben. Want Jezus Christus heeft voor ons geleden aan het kruis, en daardoor kan hij al onze zonden verzoenen. Geen enkele zonde is hem teveel.

2 – De gelijkenis van de onbarmhartige dienaar.

Jezus vertelt ons een gelijkenis. Een knecht is zijn meester tienduizend talenten schuldig. Voor die tijd was dat gigantisch veel geld.

De knecht had een ultimatum gekregen voor het terugbetalen, maar dat lukte hem niet. Toen hij bij zijn meester kwam om te vertellen dat hij niet genoeg geld had, werd zijn meester boos en hij liet hem, samen met zijn vrouw en kinderen en alles wat hij had verkopen. Maar zijn meester kreeg medelijden toen de knecht hem smeekte om genade. Hij schold zelfs zijn schuld weg en vergaf het hem. Toen de knecht blij weg liep, kwam hij een andere knecht tegen die hem ook wat schuldig was. Hij liet hem in de gevangenis zetten tot hij alles betaalt had. Toen zijn meester dat echter hoorde, werd hij woedend en leverde hij hem over aan zijn beulen tot hij alles terugbetaalt had.

Deze gelijkenis laat ons iets zien van de barmhartigheid en vergevingsgezindheid van Christus, maar het laat ons ook iets zien van God’s toorn.

God wil ons vergeven, maar wij moeten er wel iets voor doen. Als wij Zijn aanbod afslaan en Hem verwerpen, zal zijn toorn ons teniet doen en zullen wij veroordeeld worden bij ons sterven/de wederopstand.

Het geloof is radicaal – geloven of niet geloven.

Daarom moeten we ons zo snel mogelijk bekeren en daar niet mee wachten, het geloof moet onze eerste prioriteit zijn. God op 1, alle aardse dingen daarna.

3 – Praktische toepassingen.

Wij moeten ons bekeren en onze naasten lief hebben en vergeven. Dat is de kernboodschap van het evangelie. God liefhebben en je naaste als jezelf. Dat is wat ik jou mee wil geven, spreek mensen aan als ze verkeerde dingen doen. Ga een gesprek aan en praat met ze over het geloof. Vermaan ze liefdevol en getuig van Christus, want dat is wat Hij van ons vraagt.

Dat kan moeilijk zijn, maar God wil ons daar ook mee helpen. Bid hem daarom en vraag hem of hij je wil bekeren en bij je wil zijn. En accepteer de genade die Christus je wil geven.

Is kwaad het bewijs tegen God?

BEWIJZEN VOOR GOD:

  1. Begin van het Universum: Hoe ver we ook doorredeneren er moet een oorzaak zijn van alle oorzaken.
  2. De afstemming van het Universum: als er ook maar één ding in het universum iets wat, ook maar een klein beetje, Zou veranderen zou het leven gewoon onmogelijk zijn. Alles is perfect op elkaar afgestemd, dat kan niet zomaar uit het niets ontstaan.
  3. Informatie in DNA: DNA is zo complex dat het niet uit zichzelf heeft kunnen ontstaan.
  4. Intelligentie: hoe kunnen er door een knal, intelligente, sprekende en redenerende wezens zijn ontstaan?
  5. Natuurweten: De natuurwetten hebben een oorzaak, ze komen ergens vandaan. Door een knal komt geen oorzaak, dat is gewoon onmogelijk.
  6. Moraliteiten: het is van nature ingelegd of iets goed is of verkeerd.

BEWIJZEN TEGEN GOD

  1. Kwaad: hoe kan God goed zijn er toch kwaad in de wereld zijn?

[Stel je voor dat goedheid een meetlat is, zoals een liniaal. Als iets niet zo goed is als het zou moeten zijn, noemen we dat slecht. Maar slechtheid is niet iets op zichzelf, het is meer alsof er iets mist in iets goeds. Het is alsof je niet kunt herkennen dat een lijn krom is als je niet weet hoe een rechte lijn eruit hoort te zien. Slechtheid heeft goedheid nodig om te bestaan, net zoals schaduwen laten zien dat er zonneschijn is. Dus, om slechtheid te begrijpen, heb je goedheid nodig.]

DOEL VAN HET KWAAD

Waarom als God goed is vaagt hij niet al het kwaad weg?

Ant. Als God dat zou doen dan zou er geen mens kunnen bestaan. We doen elke dag kwaad, we zondigen elke dag. We zijn allemaal zondig en kwaad.

Wat is dan het doel in ons leven?

Ant. ‘’Dit is het eeuwige leven, zodat ze bedoelen dat wij mogen kennen, de enige ware God in Jezus Christus’’ (Johannes 7). Dus God leren kennen en Hem prediken. Dit zorg meestal ook voor lijden. Om eerlijk te zijn we vaak niet geïnteresseerd in God, tot dat iets mis gaat in ons leven.

Wat als we alles zouden krijgen wat we wilden?

Ant. Je zou nog meer een moreel monster worden. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als je een kind alles geeft wat het kind wil? Ze worden verwend, hun karakter wordt bedorven, je ruïneert zo’n kind. ‘’More Pain, more Gain’’.

OPLOSSING VOOR HET KWAAD

Jezus die het kwaad op zich heeft genomen. Zijn lijden kan onze winst worden. Het is net zoals Liefde. Liefde is vrijwillig. God wil dat we hen gaan liefhebben. Als je God links laat liggen, wat verwacht je dat God zal doen? God zal dan jou ook links laten liggen. Liefde moet komen van twee kanten. God heeft de mens lief, maar de mens moet God ook liefhebben. In de geboden staat: ‘’Heb God lief boven alles en je naaste als jezelf.’’